Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AW5607

Datum uitspraak2006-04-25
Datum gepubliceerd2006-05-01
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/3570 NABW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bijzondere bijstand in de kosten van een natuurgeneeskundig consult en in de kosten verband houdende met drie consulten bij een orthopedisch instituut.


Uitspraak

05/3570 NABW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 11 april 2005, 04/1970 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijnwaarden (hierna: College) Datum uitspraak: 25 april 2006 I. PROCESVERLOOP Appellante heeft hoger beroep ingesteld. Het College heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2006. Appellante is verschenen. Het College heeft zich, met kennisgeving van verhindering, niet laten vertegenwoordigen. II. OVERWEGINGEN De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden. Bij besluit van 9 september 2003 heeft het College appellantes aanvragen om bijzondere bijstand in de kosten van een natuurgeneeskundig consult bij dr. F.P.L. van Loon en in de kosten verband houdende met drie consulten bij Orthopedisch Instituut Nadorp afgewezen. Bij besluit van 13 juli 2004 heeft het College het tegen het besluit van 9 september 2003 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 13 juli 2004 ongegrond verklaard. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd. De Raad stelt voorop dat - op grond van artikel 17, eerste lid, van de Abw - voor de kosten van medische of paramedische behandeling de Ziekenfondswet (ZFW) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) in beginsel als aan de Algemene bijstandswet (Abw) voorliggende, toereikende en passende voorzieningen dienen te worden beschouwd. Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Abw strekt het recht van bijstand zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt. Op grond van hetgeen bij of krachtens de ZFW en de AWBZ is bepaald gaat de Raad er van uit dat het natuurgeneeskundig consult niet tot de omvang van het verstrekkingenpakket van de wettelijke ziektekostenverzekeringen wordt gerekend omdat dit als niet noodzakelijke hulp wordt beschouwd. Hieraan doet niet af dat appellante wel aanspraak kan maken op een gedeeltelijke vergoeding van de kosten op basis van een aanvullende ziekenfondsverzekering. Gelet hierop kan voor de kosten van het natuurgeneeskundig consult geen bijzondere bijstand worden verleend. Artikel 17, derde lid, van de Abw biedt de mogelijkheid om, in afwijking van artikel 17, eerste en tweede lid van de Abw, voor bedoelde kosten bijstand te verlenen indien en zolang, gelet op alle omstandigheden, daartoe zeer dringende redenen aanwezig zijn. Daarbij dient volgens de memorie van toelichting gedacht te worden aan noodsituaties. De voorhanden gedingstukken bieden de Raad geen aanknopingspunt om te oordelen dat in geval van appellante van een noodsituatie in de zin van artikel 17, derde lid, van de Abw sprake was. Dit betekent dat het College niet de bevoegdheid toekwam om bijzondere bijstand te verlenen voor de kosten van het natuurgeneeskundig consult aan dr. F.P.L. van Loon. Met betrekking tot de kosten verband houdende met de consulten aan Orthopedisch Instituut Nadorp is de Raad met het College van oordeel dat reeds om reden dat sprake is van een - voor toepassing van de wettelijke ziektekostenverzekeringen - niet toegelaten instituut de gemaakte kosten niet voor bijstand in aanmerking komen. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling de proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.H. Polderman-Eelderink als griffier, uitgesproken in het openbaar op 25 april 2006. (get.) A.B.J. van der Ham. (get.) A.H. Polderman-Eelderink.